Ieder mens telt.
In onze gemeente is ieder mens van waarde en telt mee. Elke inwoner heeft betekenis voor zichzelf en voor anderen. Ieder mens komt tot zijn recht om wie hij is. Alhoewel deze doelstelling al langere tijd geldt, zijn we er nog niet. Er zijn te veel mensen die op dit punt kwetsbaar zijn. En vaak gaat dit over van generatie op generatie. Zo zijn er inwoners die te weinig opleiding hebben en meer zouden kunnen. Maar ook kinderen die op afstand raken omdat zij opgroeien in armoede doordat ouders langdurig werkloos zijn of in een uitkeringssituatie zitten.
Deze groepen inwoners zijn niet altijd goed in staat om regie over hun leven te hebben. Andere oorzaken van kwetsbaarheid zijn armoede, ouderdom, ziekte en eenzaamheid. Vaak spelen er meerdere oorzaken tegelijk. De ChristenUnie vindt dat dit doorbroken moet worden. Dit moet bereikt worden door vanaf een jonge leeftijd te komen tot een ononderbroken lijn van leren en werken. Langs zo’n lijn kunnen (jonge) mensen zich ontwikkelen, talenten aanboren en verkregen ervaringen uitbouwen. Dit vergroot ook de weerbaarheid op momenten dat het tegenzit en creëert kansen om zelf hulp te zoeken en te vinden. Op die manier kan de samenleving ook passende hulp bieden. Daarbij moet het niet zo zijn dat de gemeente het voor de ander regelt. Wederkerigheid is daarom belangrijk. Mensen zullen zelf ook aan de slag moeten met hun situatie. Dat brengt ons bij een andere belangrijk punt: verschil mag er zijn. Het tijdperk van strakke regels en recht op dezelfde hulp voor iedereen moet namelijk definitief achter ons liggen. Het is zaak om maatwerk per situatie toe te passen. Dat daarbij wat de ChristenUnie betreft de nadruk van ‘ik en mijn recht’ plaatsmaakt voor ‘wij met en voor elkaar’ mag duidelijk zijn
2.1 Samen zorgen
Op het gebied van zorg en welzijn is er de afgelopen jaren erg veel veranderd. Inwoners hebben niet meer automatisch recht op voorzieningen maar er wordt nu eerst gekeken naar wat men zelf kan, al dan niet met hulp van het eigen netwerk. Als dit onvoldoende is om zich zelf te kunnen redden dan springt de gemeente bij met passende zorg. De ervaring tot nu toe leert dat de kosten die deze aanpak met zich meebrengt nog niet tot knelpunten voor de gemeente heeft geleid. Oplettendheid blijft geboden of dit in de toekomst zo blijft.
De sociale teams hebben een spilfunctie. Zorg is daardoor dichter bij de mensen gekomen, informeler, veel meer integraal en meer gericht op wat nodig is (maatwerk) in plaats van zorg die beschikbaar is. Ook het gebruik maken van de eigen kracht van onze inwoners lijkt in toenemende mate mogelijkheden te bieden. Wel moeten we blijven oppassen mensen hierin niet te overvragen. De zorgvragen kan het sociale team goed met andere voorzieningen samenbrengen, zoals thuiszorg, vervoer, jeugdzorg, onderwijs, woonzorgcomplexen en levensloopbestendige woningen. Zo proberen we met behoud van kwaliteit en vaak met minder geld effectievere zorg aan mensen verlenen.
Het is belangrijk om dit beleid in samenhang te zien. Vaak hebben mensen meerdere problemen. Des te meer een reden om maatwerk te leveren, uitgaande van de persoon, zijn situatie, zijn eigen mogelijkheden en omgeving. Doel is dat iedereen naar vermogen kan meedoen in de samenleving. Daarbij zal de gemeente vooral een stimulerende en ondersteunende rol spelen en een vangnet bieden voor hen die het zelf niet redden. Bijvoorbeeld in de vorm van Zorg In Natura (ZIN) of Persoons Gebonden Budget (PGB).
Concreet:
De meerwaarde van de Sociale Teams (ST) als spilfunctie (één klant/regisseur/oplossing) tussen zorgaanbieders en cliënten is aangetoond en moeten we daarom uitbouwen.
Transformatie, integraliteit, preventie, zorgkwaliteit en respect voor privacy zijn de komende jaren de accenten die daarbij gelden.
Samenwerking binnen de keten is ook erg belangrijk. Waar mogelijk kiezen we er voor om de intake niet via samenwerkende organisaties, maar op één plek via het ST te laten plaatsvinden.
De casemanagers binnen het ST beslissen samen met de cliënt over het zorgaanbod en maatwerk daarbij. De professionaliteit van het ST en het vertrouwen daarin is daarbij leidend. Protocollering en precieze meetrapportages moeten daarbij zoveel mogelijk buiten de deur gehouden worden.
Het sociaal domein bevat een aantal bijzonder weerbarstige opgaves. Zo is er vaak sprake van verschillende problemen die meerdere jaren en zelfs meerdere generaties raken op het punt van jeugdzorg, armoede, schuldsanering, verslaving, psychische problemen en achterstandsituaties.
De ChristenUnie vindt het belangrijk deze problemen te doorbreken, maar dat kost tijd en geduld. Daar waar de privacywetgeving in dit verband hinderend werkt moet dit bij de desbetreffende beleidsorganen onder de aandacht worden gebracht. Dit gaat bijvoorbeeld gepaard met een adviesvraag. Vaak zijn meer oplossingen binnen de huidige wet mogelijk dan in eerste instantie is ingeschat.
Mensen die vooral met dagelijkse ‘overleven’ bezig zijn zullen nooit toe komen aan eigen bijdragen aan de samenleving als geheel. Het doorbreken ervan is erg belangrijk vanwege de forse vraagstukken die er liggen op leefbaarheid in samenhang met de bijbehorende sociale en economisch opgaven. Dit is ook reden voor de ChristenUnie om in ieder geval de komende jaren extra investeringen in Jeugdzorg en aanpalende beleidsvelden bovenop de reguliere budgetten mogelijk te maken.
Essentie van de aanpak van deze weerbarstige problemen is dat het ST de wijk, het dorp en de straat goed kent. De problemen kennen doorgaans risico’s op het gebied van familie, scholing en omgeving. Lokaal moet daarom de problematiek goed in beeld zijn en oplossingsrichtingen worden daaraan gekoppeld. Bij die oplossingsrichting moeten thema’s als financiën, armoede, onderwijs, werk, veiligheid, gezondheid, begeleiding bij zorg en onderwijs en naschoolse activiteiten in samenhang met elkaar worden gebracht. Ook is het belangrijk om jongeren, ouders en onderwijs hier goed bij te betrekken.
Een essentie op het punt van terugdringen van risico’s in de omgeving is dat gekozen moet worden voor meer sociale diversiteit in de wijk. Hoe gevarieerder de wijk is, in alle opzichten, hoe beter het is voor de samenleving als geheel.
Wat maatwerk betreft wordt vooral ingezet op de kinderen en jongeren. Hoe eerder gezinnen in beeld zijn om problemen die over meerdere generaties spelen op te lossen hoe beter. Samen met de (groot)ouders en school wordt intensief ingezet op maatregelen om de meerjarige trend om te buigen. Het verbinden van de leefwereld van thuis, de school en de buurt is daarbij belangrijk. Daarbij kunnen ontmoetingsplekken (hangplekken) ook een belangrijke functie hebben. Daar waar nodig ondersteunt de gemeente deze verbinding. Ook kan deze aanpak per buurt, wijk of dorp, ja zelfs per gezin leiden tot verschillende aanpakken. Hier moet ruimte voor zijn. Daar waar wachtlijsten spelen moeten deze worden terug gedrongen. Het mag niet zo zijn dat bijvoorbeeld Jeugdzorg stagneert vanwege de financiën. Ook hiervoor moet in ieder geval de komende jaren ruimte gevonden worden bovenop de reguliere middelen.
Essentie van de aanpak is ook de wederkerigheid. De overheid moet de problemen niet voor hen oplossen, maar dat doen we samen met de ouders en hun kind(eren). Ook van hen wordt inzet verwacht en daarbij passen we maatwerk toe. De gemeente is vooral ook in positie om verbindingen te leggen. Logischerwijs doen we dat met de partners binnen het armoedepact, hierbij hoort ook het aanmoedigen en ondersteunen van initiatieven van deze partners.
Kinderen moeten in een beschermde en veilige omgeving kunnen opgroeien. Het krijgen van kinderen vergt doorgaans veel en ook het nodige in relationele zin. Daar waar nodig ondersteunt het ST stellen met kinderen in de opvoeding.
Het beste wat kinderen kan overkomen zijn ouders met een stabiele relatie. Daar waar dit anders is ontstaat vaak (latere) jeugdproblematiek. Vanuit onder meer het ST is dit een belangrijk aandachtsgebied.
Wanneer jeugdzorg eindigt is er kans dat jongeren terugvallen in problemen (18+ problematiek). Om dat te voorkomen zet de ChristenUnie in op begeleiding/zorg voor deze groep jongeren tussen 18 en 23 jaar.
In de gemeente Midden-Groningen komt relatief veel kindermishandeling voor. Te vaak nog blijft dit onopgemerkt. Scholen, huisartsen, consultatiebureau en ST moeten beter toegerust worden en een goede samenwerking zoeken. Daarvoor zijn goede handreikingen beschikbaar. De 10 acties van de intentieverklaring 'de 10 van Noord' zijn hierin ook belangrijk. Het betreft een aanpak met gezamenlijke doelen om samen tot een veilige leefomgeving voor alle kinderen in Groningen te komen. Scholen, zorginstellingen en inwoners helpen dit voor elkaar te krijgen.
Om het alcoholgebruik door jongeren te verminderen, hebben de Groninger gemeenten, de Regiopolitie Groningen, het Openbaar Ministerie en de GGD Groningen een convenant opgesteld. Omdat een gezamenlijke benadering met andere spelers als politie, GGD en horeca belangrijk is om alcoholproblemen (vaak bij jongeren) aan te pakken blijft Midden-Groningen hierbij betrokken zodat dit een speerpunt van het beleid blijft.
Een dergelijk convenant is met het oog op terugdringen van het drugsgebruik ook van belang.
Kinderen met een (verstandelijke) beperking krijgen zoveel mogelijk een plek in het passend onderwijs. Ook kinderen met een zeer ernstige beperking (meervoudig complex gehandicapt) willen leren.
Ook de aardbevingen hebben impact op de zorgproblemen en aandachtsgebieden onder meer van het ST. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat hiervoor altijd voldoende deskundigheid is binnen het ST. Afhankelijk van de impact van het aardbevingsversterkingsprogramma op de inwoners, dorpen en wijken kan gekozen worden voor een intensivering van het opbouwwerk. Dit gericht op het verbeteren van de woon- en leefomstandigheden van buurt- en wijkbewoners door onder meer de invloed van de bewoners bij het verbeteren van de leefbaarheid van hun woonomgeving te versterken.
De gemeenteraad van de nieuwe gemeente moet de kaders voor het beleid binnen het Sociaal Domein (jaarplan) vast stellen. Er zijn daarbij goede ervaringen met de ingestelde raadswerkgroep Sociaal Domein. Deze denkt mee en vormt de verbinding tussen de uitvoering en het beleid.
Naast de gebruikelijke en wettelijk voorgeschreven evaluaties vindt de ChristenUnie dat evaluaties bij cliënten en ST nodig blijven voor beleidsbijstellingen. Veel binnen het Sociale Domein laat zich niet vangen in cijfers, met andere woorden, ‘beeld en geluid’ daarbij is erg belangrijk. Gesprekken tussen raad, ST en adviesraden op gezette tijden, bijvoorbeeld aan de hand van goede en minder goede praktijk ervaringen, zijn daarom essentieel.
Gemeenten kopen zorg in op basis van prijs én meerjarige kwaliteit. Daarbij moet oog zijn voor identiteitsgebonden zorg en keuzevrijheid voor de cliënt.
Dit alles gericht op een samenhangend zorgaanbod, zonder schotten tussen WMO, Jeugdzorg en participatie. Er zijn daarbij goede ervaringen opgedaan met het zogenaamde bestuurlijk aanbesteden. Een vorm gericht op onder meer langjarige inzet en kwaliteitsfocus, waardoor de kans van slagen voor de veranderingen in de zorg wordt vergroot. Zorgaanbieders kunnen zo een goede relatie met de cliënt opbouwen en nieuwe manieren van zorg bieden. De ChristenUnie ziet deze vorm van aanbesteden ook graag in de toekomst. Dit gecombineerd met het stelsel van eigen bijdragen. De ChristenUnie ziet op dit moment geen reden om deze bijdrage meer inkomensafhankelijk te maken.
De ChristenUnie wil uitdrukkelijk geen zorgaanbieders uitsluiten. Alle aanbieders die aan de voorwaarden voldoen kunnen een overeenkomst afsluiten met Midden-Groningen. Hierdoor krijgen ook kleine aanbieders zoals zzp-ers een kans. Door de gezamenlijke ontwikkeling (bestuurlijk aanbesteden) kunnen de kleinere aanbieders ook aan de voorwaarden voldoen.
Daarnaast is het belangrijk om regelmatig met zorgaanbieders te overleggen over wat goed gaat en wat beter kan.
De nieuw te vormen gemeent-brede adviesraad Sociaal Domein moet zo worden ingericht dat advies over participatie, jeugdzorg en WMO volwaardig en integraal mogelijk blijft. Daarbij is cliëntcontact en –inbreng, ook vanuit jongeren, via de adviesraad essentieel. De advisering is gericht aan het College. Elk raadsvoorstel binnen het sociaal domein moet daarmee voorzien zijn van het advies van de adviesraad.
De ChristenUnie wil graag een visie op de ouderenzorgstructuur. Inwoners van Midden-Groningen moeten waardig ouder worden. Wij kunnen niet accepteren dat ouderen eenzaam zijn, zich overbodig of ondergewaardeerd voelen! Daarom willen we werken aan een samenleving waarin ouderen een volwaardige plaats kunnen blijven innemen.
Daarbij is het belangrijk dat ook vrijwilligersorganisaties die bezig zijn met ouderenzorg blijvend ondersteund worden. Ook vindt de ChristenUnie dat de gemeente Midden-Groningen een zogenaamde dementievriendelijke gemeente moet zijn. Dit vraagt een aanpak variërend van bespreekbaar maken van dementie in de samenleving, goede zorgverlening voor mensen met dementie en mantelzorgers, het aanbieden van gratis trainingen voor inwoners tot het gericht trainen van medewerkers hoe om te gaan en te anticiperen op inwoners met dementie.
Beschermd wonen, inclusief de zorg voor mensen met geestelijke gezondheidszorg (GGZ) die thuis wonen blijft belangrijk. Denk daarbij aan 24/7 ambulante psychische zorg in de wijk, inloophuizen en time-out voorzieningen voor kortdurende opname. Daarbij speelt de gemeente zo goed mogelijk in om dergelijke voorzieningen in de eigen gemeente te creëren. Daar zijn ook afspraken in regioverband met de centrum gemeente Groningen over gemaakt. Op deze manier werken we aan een aanpak waarin de kracht van de gemeenschap meer centraal staat.
Het is belangrijk dat de inloopvoorziening GGZ goed toegankelijk is in Midden-Groningen. Naast de reeds bestaande voorziening (in de Vredekerk in Hoogezand) moet daarom ook in een aantal andere plaatsen een inloopvoorziening komen.
Mantelzorg en de belasting daarbij is een blijvend aandachtsgebied voor de gemeente.
Dagbesteding en respijtzorg zijn belangrijk om overbelasting van mantelzorgers te voorkomen.
We willen de stapeling van eigen bijdragen in de zorg tegengaan om de groei van zorgkosten voor in het bijzonder chronisch zieken en gehandicapten te begrenzen.
Toegankelijkheid van het openbaar gebied voor gehandicapten, maar ook van de gemeentelijke gebouwen als het nieuwe gemeentehuis moet een topprioriteit zijn.
Vrijwilligers moeten een gratis Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) verkrijgen.
Vrijwilligersorganisaties zoals bijvoorbeeld de Stichting Present, Voedselbank, Kledingbank Maxima, Humanitas en de Zonnebloem krijgen de kans om de vrijwilligersnetwerken te verstevigen of op te bouwen. Zij behouden hun subsidies hiervoor. Wanneer er een noodzaak is die aansluit bij de doelstellingen van de gemeente kan de subsidie worden verhoogd.
Ook bouwen we de samenwerking met de kerken verder uit. Wanneer een kerkelijke gemeente een noodfonds heeft ingesteld om armen uit de wijk te helpen (bijvoorbeeld een initiatief van Kerk In Actie) kan de gemeente dit ondersteunen.
Het ruimhartige beleid ten aanzien van opvang en huisvesting van vergunninghouders moet overeind blijven en waar nodig worden uitgebouwd. Denk aan cursus Thuis in Groningen, vergroten van zwemvaardigheden van oudere kinderen en (jong)volwassen vergunninghouders (de jonge kinderen kunnen meedoen aan de bestaande zwemlessen die particulier worden aangeboden, deze zijn voor eigen rekening, respectievelijk kunnen worden gehaald uit het Kindpakket minimabeleid). Ook heeft de gemeente een rol in het faciliteren en toetsen van particuliere initiatieven voor zowel de opvang, begeleiding als huisvesting. Daarnaast wordt de samenwerking met Humanitas, kerken en de wooncorporaties voortgezet. Ook kan gedacht worden aan het faciliteren van de inzet van zogenaamde Taalvrijwilligers. Bijvoorbeeld van het landelijk platform voor taalcoaching van anderstaligen.
2.2 Samen werken (arbeidsmarkt)
Ons uitgangspunt is dat ieder mens de verantwoordelijkheid heeft om in zijn eigen levensonderhoud te voorzien. Soms lukt dat (tijdelijk) niet. Wij vinden dat niemand aan zijn lot mag worden overgelaten. Zowel van overheid als samenleving en ondernemers wordt extra zorg en aandacht gevraagd voor de (tijdelijk) kwetsbare inwoners. Daarbij moet goed oog zijn voor armoedesituaties. Een tekort aan geld neemt het denken van mensen, de mentale bandbreedte, zodanig in beslag dat zij vrijwel volledig zijn gericht op overleven op korte termijn. De groei van het aantal cliënten van de Voedselbank en de kledingbank Maxima zijn hierbij illustratief. De gemeente heeft, naast veel andere organisaties die zich met armoede bezighouden, een actieve rol in het terugdringen van armoedesituaties.
Ook heeft de gemeente een taak als het gaat om het bevorderen van de lokale en regionale werkgelegenheid door ervoor te zorgen dat Midden-Groningen een aantrekkelijke vestigingsplaats voor bedrijven is.
Er zijn veel mensen die iets voor de maatschappij willen betekenen en graag iets willen doen, het liefst in hun directe woonomgeving. Daarnaast is er veel behoefte aan mensen die zich willen inzetten. Het beleid moet erop worden gericht om zoveel mogelijk mensen in staat te stellen om zich te kunnen inzetten voor de samenleving, passend bij de wijk of dorpsgemeenschap.
Concreet:
Het terugdringen van armoede blijft essentieel. Het armoedepact is een goed begin om als gemeente samen met veel andere organisaties gecoördineerd bezig te zijn met het terugdringen van die armoede. De ervaring heeft wel geleerd dat coördinatie een belangrijk aandachtspunt is. De gemeente, bijvoorbeeld de armoederegisseur, kan deze coördinatierol prima oppakken.
De armoederegisseur moet ook een rol hebben op het punt van informatieuitwisseling in dit verband. Als er één rode lijn te halen is uit het armoedepact, is dat het belang van informatie. Er zijn nog te veel mensen die de weg niet weet te vinden in de regelingen die er voor hen zijn. Om informatie beter en sneller uit te kunnen wisselen is een communicatieplan onmisbaar.
Een tweede lijn is een betere afstemming tussen de organisaties die bezig zijn met armoede. Ook hier moet snel in worden geïnvesteerd.
Verder werkt de kanskaartenactie goed. Een actie waarbij vrijwilligers uit bijvoorbeeld kerken en Humanitas met een kaart met informatie over minimaregelingen langs de deuren gaan. Deze actie moeten we breder oppakken en ondersteunen. Ook initiatieven als een Minimamarkt van de dorpsraad Muntendam of een verwenmiddag voor minima zoals het Wijk Informatie en Service Punt (WISP) van het Woldwijckcentrum in Hoogezand-Sappemeer organiseren verdienen navolging. De gemeente moet hierin ondersteunend bezig blijven.
Aandacht voor gezond eten en gezonde levensstijl is een goede verbindende factor in het terugdringen van armoede. WerkPro is daartoe een pilot in de Heemtuin begonnen met verbouwen, oogsten en verspreiden groentepakketten. Verder loopt er de pilot GIDS (Gezond in de stad)/ gezondheidsprogramma in Sappemeer-Noorderpark. Dit betreft een pilot over de integrale gezondheidsaanpak. Ook moet aandacht zijn voor gezondheid in relatie tot scholen. Het is zaak een koppeling te leggen met Healthy Ageing respectievelijk het Healthy Ageing Network Northern Netherlands (HANNN) en om als gemeente dit soort pilots actief te volgen, uit te bouwen en waar nodig financieel te faciliteren of te starten.
De keuze om Werk, Re-integratie en Inkomen in een werkmaatschappij (BWRI) onder te brengen en dit binnen de gemeentelijke organisatie te organiseren is wat de ChristenUnie betreft een goede geweest. Voor de interne samenwerking is het belangrijk dat de diverse onderdelen van de BWRI zo snel mogelijk samen worden gehuisvest. Een goede bereikbaarheid met het Openbaar Vervoer is daarbij belangrijk.
Er moet voldoende aandacht en inzet blijven voor onderwerpen als de afbouw Sociale Werkvoorziening en de opbouw Beschut Werk. Verder is het zaak om de positieve aanpak over afspraakbanen door het Regionale Werkbedrijf verder uit te bouwen.
De samenwerking BWRI, UWV de Praktijkscholen (Pro) en Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) heeft recent een goede doorstart gemaakt. In Menterwolde werd daarbij ingezet op de Oost-Groningse route arbeid waarbij leerlingen van de Pro/VSO’s op stageplekken waar mogelijk doorstromen naar een afspraakbaan. De begeleidende en bemiddelende rol van BWRI in dit verband is erg belangrijk gebleken. Belangrijk is om de samenwerking met de Sociale teams hier goed in te betrekken. Qua maatwerk moet ruimte zijn om als gemeente gewenste omscholing gericht op het vinden van (vrijwilligers)werk te financieren. Ook belangrijk is om in te blijven zetten op goede begeleiding van werknemer en werkgever inzake loonkostensubsidies.
Er zijn ook andere organisaties die jongeren zonder startkwalificatie helpen naar zelfstandigheid, en samen met de jongere zoeken naar een goede plek in de samenleving. De gemeente moet ook daarin goed samen werken en verbinden met de jongere, hun ouders, scholen en ondernemers.
De ChristenUnie vindt het belangrijk dat de gemeente alle wettelijke mogelijkheden benut om mensen met een bijstandsuitkering te stimuleren naar werk. De afgelopen jaren heeft het BWRI hier goede dingen laten zien. Waar mogelijk bouwen we dit uit. Daarbij is het essentieel dat met elke bijstandsgerechtigde een ontwikkelingsdoel met bijbehorend trajectplan wordt vastgesteld, passend bij zijn of haar mogelijkheden en thuissituatie. Dit moet altijd maatwerk zijn. Het Sociale Recherchewerk moet hierop passend zijn. Niet met als inzet rigide controle, maar gericht op meedenken en vertrouwen.
De tegenprestatie in de bijstand moet helpen naar werk. Het moet passen bij het ontwikkelingsdoel met trajectplan zoals deze is opgesteld samen met de bijstandsgerechtigde. Daarbij geldt dat een mantelzorger al zodanig maatschappelijk actief is dat voor ze voor de tegenprestatie vrijgesteld zijn.
De ChristenUnie vindt het belangrijk dat Midden-Groningen mee blijft doen met Werk in Zicht (WIZ). Het is daarbij belangrijk dat we als regio goed samenwerken maar vooral ook met onderwijsinstellingen, sociale partners en de provincies. Het is belangrijk te streven naar een arbeidsmarkt met duurzame oplossingen zodat mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt mee kunnen doen. Belangrijk is dat gekozen wordt voor zogenaamde kansrijke beroepen (via UWV, zie kansrijkberoep.nl). Het rapport van Ecorys van 13 april 2017 over de vraag naar en aanbod van arbeid in Noord-Nederland bevat daartoe veel relevante informatie. Dit rapport is opgesteld in opdracht van het Economisch Platform Regio Groningen-Assen.
Sociale coöperaties, buurtinitiatieven waarin mensen met een uitkering economische activiteiten ontplooien, kunnen veel voordelen geven. Initiatieven daartoe stimuleren we. Het mes snijdt dan namelijk aan twee kanten. Het geeft deelnemers uitzicht om te werken aan hun inkomens- en participatiemogelijkheden. Tegelijk leveren de deelnemers een belangrijke impuls aan de kwaliteit van de leefomgeving.
De ChristenUnie is trots op het vele werk dat vrijwilligers doen, ziet de waarde van onbetaald werk en wil dit niet belemmeren door regeldruk. Met een uitkering moet je gewoon vrijwilligerswerk kunnen doen zonder de uitkering te verliezen. Het is wel van belang dat daarnaast gezocht blijft worden naar een betaalde baan. Dit moet niet doorslaan naar mensen verplichten tot werk. Zoiets zou haaks staan op de door de ChristenUnie bepleitte maatwerk aanpak, zie eerder.
Alleenstaande ouders in de bijstand moeten verder voldoende ondersteuning krijgen om hun zorgtaken te combineren met scholing en werk. Het Kindpakket minimabeleid kan maatwerk bieden om scholing en werk beter te combineren met de zorgtaken. Ook zal de zoekrichting voor mogelijkheden tot werk moeten passen bij de gezinssituatie, het BWRI kan hierin een goede rol vervullen.
2.3 Samen leren (onderwijs)
De scholen zijn een belangrijke gespreks- en samenwerkingspartner van de gemeente. Bijvoorbeeld bij passend onderwijs, jeugdzorg, leerplicht en het voorkomen van voortijdig schoolverlaten. Maar ook op het punt van de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Dit is een probleem waar een belangrijke prioriteit ligt. De gemeente moet het bedrijfsleven daarom stimuleren om zich samen met het (beroeps)onderwijs actief in te zetten voor een goede aansluiting tussen het onderwijs en de arbeidsmarkt op zowel de korte als op de middellange termijn. Ook het versterken van de onderwijsketen en de doorlopende leerlijnen (voortgezet onderwijs – beroepsonderwijs én VMBO – MBO – HBO) is daarbij belangrijk. Verder wil de ChristenUnie dat inzet is gericht op het aantrekken van toekomstgerichte werkgelegenheid. Ter illustratie: er zijn onderzoeken, bijvoorbeeld die van het World Economic Forum (WEF) die aangeven dat 65% van de kinderen die nu voor het eerst naar school gaan banen zullen hebben in beroepen die nu nog niet bestaan. De gemeente kan hierin sterk verbindend werken. Zie daartoe verder ook het volgende hoofdstuk.
Ouders zijn en blijven in de eerste plaats verantwoordelijk voor de opvoeding van hun kinderen. We vinden het belangrijk dat ouders kunnen blijven kiezen voor scholen die in het verlengde liggen van de opvoeding thuis. De ChristenUnie is van mening dat ook de keuze voor voor- en vroegschoolse educatie (VVE) valt onder de verantwoordelijkheid van de ouders. Ouders moeten de vrijheid én mogelijkheid hebben te kiezen voor een vorm van educatie die aansluit bij hun levensvisie. De gemeente stimuleert dat er een voldoende divers aanbod is. In geval van achterstanden kan het wel een belangrijk middel zijn om deze achterstanden tijdig in te lopen. De ChristenUnie is voor het behoud van de vergoeding van het leerlingenvervoer voor ouders die hun kinderen naar een school van hun keuze sturen. Keuzes van ouders moeten wel op redelijke gronden zijn gebaseerd en een eigen bijdrage naar draagkracht vinden wij redelijk. Zo zorgen we ervoor dat keuzevrijheid in het onderwijs, een belangrijk onderdeel van de opvoeding, ook aanwezig is voor minder draagkrachtige ouders.
Concreet:
Belangrijk is dat er een goede aansluiting is tussen onderwijsaanbod en behoeften vanuit de werkgevers en ondernemingen. De toekomst zal namelijk een verdergaande automatisering en robotisering zijn. Extra aandacht is daarbij blijvend nodig voor de kwetsbaarste groep leerlingen uit praktijkonderwijs en basisberoepsgerichte leerweg. Zie daartoe ook het hoofdstuk Economie van de toekomst.
Stimuleer een goed, divers aanbod aan voor- en vroegschoolse educatie (VVE) om eventuele achterstanden te voorkomen en er voor te zorgen dat kinderen een goede kans krijgen.
In de voor- en vroegschoolse educatie, in het Primair Onderwijs (PO) en in het Voortgezet Onderwijs (VO) is de betrokkenheid van ouders belangrijk. De goede voorbeelden moeten de scholen onderling goed delen. Steeds meer is er het besef dat betrokkenheid van ouders gunstig is voor de kwaliteit en effectiviteit van het onderwijs. Daarmee wordt dit, gezien de afspraken over onderwijs op afstand, ook een aandachtspunt vanuit de gemeenten richting onderwijsinstellingen.
Recent is vanuit het versterkingsprogramma van de Nationaal Coördinator Groningen (NCG) een scholenplan voor Midden-Groningen opgesteld. Dat zal de komende jaren verder in uitvoering komen. Daarmee krijgt de gemeente aardbevingbestendige scholen die duurzaam zijn en goed bij de tijd wat betreft onderwijskundige eisen en leerlingenprognoses. Belangrijk is dat we dit programma voortvarend uitvoeren.
Bij onderwijshuisvesting moet blijvend aandacht zijn voor het binnenklimaat van scholen, de speelruimte in en rond de school, de duurzaamheid van de gebouwen, de fysieke plek en sociale rol van de school(gebouwen) in het dorp.
De vergoeding voor leerlingenvervoer van kinderen naar scholen voor speciaal (primair) onderwijs wordt gehandhaafd.
Er vindt actieve handhaving van de leerplicht en andere vormen van verzuim plaats, zodat kinderen optimaal gebruik maken van de leermogelijkheden.
De gemeente werkt verbindend op het punt van maatschappelijke stages en helpt dit mogelijk te maken.